Mijn hart bonsde in mijn keel toen ik zachtjes de sleutel omdraaide en de deur opendeed. Hopelijk kraakt hij niet te veel… Gelukkig niet. Zachtjes stapte ik binnen en sloot de deur achter me. Omdat het een gedeeltelijk glazen deur was, en het avondlijke buitenlicht een gloed verspreidde kon ik in de hal de spullen die er stonden behoorlijk goed onderscheiden. Links was de deur naar de living die half open stond. Daar was het wel pikdonker, de rolluiken waren neergelaten. Dat waren ze de voorbije maanden al de hele tijd geweest. Hoewel ik er jaren geleden wel eens was geweest, en ik me niet kon voorstellen dat er veel veranderd was herkende ik het toch niet meteen. Licht durfde ik niet aansteken – ik wist niet eens of het wel werkte – dus ik haalde een kleine zaklamp uit mijn linkerzak.
Mevrouw Vandenberghe was een heel ordelijke dame. De kamer lag er piekfijn bij. De fotokaders stonden twee per twee, aan elke zijde van het dressoir. Een schaaltje met fruit midden op de salontafel, en een vaas met bloemen op de schouw. Geen stofje te bekennen, geen papiertje dat rondslingerde of kruimels die een spoor konden zijn van gezellig koffiedrinken met een stukje taart erbij. Niets. Hier was in geen maanden iemand geweest, zo leek het. Maar de kamperfoelies roken fris en het fruit op de tafel was vers.
Zeven jaar geleden had mevrouw Vandenberghe ons de sleutel toevertrouwd, toen ze voor een paar dagen bij haar nicht ging doorbrengen aan de andere kant van het land. Of we zo vriendelijk wilden zijn de brievenbus te legen en de kanarie elke dag een beetje eten te geven. Wat we uiteraard met veel plezier deden, hoewel dat beest amper at en er nooit een brief in de bus lag. De jaren daarvoor had ze het altijd gevraagd aan haar buren links van haar. Maar toen was de zoon, Jorn, op een dag spoorloos verdwenen, waren de mensen heel snel daarna verhuisd, en sindsdien stond het huis leeg.
Vanaf dan was de eer en het genoegen voor ons. Mevrouw Vandenberghe ging een paar keer per jaar bij haar nicht, telkens voor een paar dagen. Bij haar terugkeer waren de bedankjes elke keer even welgemeend maar gereserveerd. Een bosje bloemen voor mijn moeder en een doos chocolaatjes voor mezelf. En hoewel mijn moeder altijd vriendelijk bleef, leek ze toch altijd wel opgelucht dat ze de sleutel kon teruggeven.
De verdwijning van Jorn had veel indruk gemaakt op de buurt. Jorn was 17 – 8 jaar ouder dan ik, was enig kind en ik kende hem niet zo geweldig goed. Ik weet wel nog dat hij ooit was komen oppassen toen mijn ouders een avondje weg waren en de vaste oppas op het laatste moment moest afzeggen. Voor de rest wisten mijn ouders niet zoveel te vertellen over hem. En ik wist wie hij was, maar daar hield het bij op. En op een dag was er geen spoor meer van hem te bekennen. Heel de omgeving werd uitgekamd, alle bewoners in de omgeving was ontelbaar keer gevraagd of ze enige tips hadden die bij de verdwijning van nut zouden kunnen zijn bij de zoektocht naar Jorn. Gezamenlijke zoekacties werden opgezet, folders en foto’s verspreid, maar Jorn bleef weg. Toen hij na drie maanden nog niet terug was, zijn zijn ouders van de ene op de andere dag verhuisd. Niemand weet waar ze heen zijn getrokken, en als iemand het wel wist heeft die heel die tijd zijn mond gehouden.
Mevrouw Vandenberghe had zich schijnbaar niet veel van die zoektocht aangetrokken, maar het leek wel alsof ze in de maanden na het verdwijnen van Jorn langzaamaan wat kwieker werd. Waar ze daarvoor behoorlijk gebogen liep, ging ze plots wat meer rechtop lopen. Haar onafscheidelijke wandelstok bleef al eens thuis, en stapte ze ook niet gewoon sneller toen? Maar mijn moeder vond dat ik me wat in mijn hoofd haalde. Maar toen mevrouw Vandenberghe nu al een paar weken niet terug was, en we de sleutel nog niet terug hadden moeten geven, besloot ik toch eens te gaan kijken hoe het er van binnen uit zag. En behalve dat ik verschrikkelijk nieuwsgierig was, vertrouwde ik mevrouw Vandenberghe voor geen haar…
Ik liep verder naar achter de keuken in. Alles rook fris, was geweldig opgeruimd. De kanarie had blijkbaar ondertussen de geest gegeven, want er was geen spoor van te bekennen. Aan de muur links hingen een rij foto’s. Stuk voor stuk portretten van jonge mannen die strak naar voor keken. Verontrust, alsof ze wisten dat hen iets te wachten stond. En dat het iets was om schrik van te hebben. Mijn blik dwaalde over de verschillende foto’s tot mijn oog viel op de laatste in de rij, de meest linkse. Het was Jorn…
Ik draaide me snel om, wilde terug naar buiten en rende al tot in de hal. En toen stond mijn hart stil, en verstijfde ik. Ik zag de klink van de voordeur zachtjes maar zeker opendraaien, er kwam iemand binnen…