Onderscheid

Floris JespersEen paar weken geleden was ik op mijn eentje in Knokke voor de tentoonstelling Floris Jespers, Kongo-Knokke. Behalve van naam, kende ik hem niet echt. Ik wist dus ook amper wat te verwachten, hoewel mij gezegd was ‘het is de moeite – ge móet er naar toe!’ Omdat het ging over de Congolese periode van Jespers (grofweg het begin van de jaren 50 van de vorige eeuw), sprak het me wel aan. Ik dus daar heen.

En het was de moeite.

Tussen alle schilderijen en een paar beeldhouwwerken hingen ook een brief van Jespers aan Gazet Van Antwerpen. Eén passage daaruit intrigeerde me, en is erg blijven hangen. Ik weet niet goed waarom.

“… maar een rythme dat alleen door een schilder-dichter en musicus te ontdekken valt”

Schilder-dichter en Musicus. Waarom die twee samen, schilder-dichter? Schilderen met woorden en beschrijven met verf en penseel? Afbeelden in kwatrijnen en verwoorden op doek? Ik zie het niet meteen. Is het omdat Jespers zelf muzikant was – hij speelde in diverse variété orkesten in de jaren 20 – dat hij vindt dat dat onderscheid tussen muziek en verf veel groter is dan het verschil tussen verf en woorden?

Paul Valéry deelt schilders op in sprekers en zangers, en doet dat zonder een bepaald systeem of sluitende structuur. Het is intuïtief, een kwestie van aanvoelen. Analyseren, uit mekaar halen, afbreken en weer opbouwen. Of je door het werk laten meeslepen en impregneren. Ongetwijfeld is het voor iedereen ook anders, kijkt iedereen er anders naar. Da’s ook de bedoeling. Er is geen één waarheid, behalve uw eigen waarheid. Zeker niet in (schilder)kunst. Vooral niet.

Als ik het onderscheid van Valéry volg, is Jespers een zanger, zeker in die congolese periode. Een muzikant. Hij beeld ritmes uit, de kleuren en de omgeving dansen voor hem uit en overweldigen hem. In het begin van zijn Congo-periode is er nog iets academisch, hij wil weergeven wat hij ziet. Niet veel later verdwijnt dat, en hij laat zich meeslepen door de sfeer en wat het met hem doet. Mensen worden abstracter afgebeeld, in vlekken en beweging.

Blij dat ik er naar toe geweest ben, u hebt wat gemist. En het doet me beseffen dat Centraal-Afrika, de regio van de grote meren écht wel nog niet van die bucketlist van mij mag gehaald worden…

Grijs

Zes jaar heeft ze geleerd wat blijven was:
wat ouders deden, en wat alles dus ging doen:
een tafel bij een stoel, nu bij toen.
Het meervoud van geluk was:wij.

Sindsdien heeft ze geleerd wat enkelvoud is.
Zij. Nu weer half van jou, morgen half van mij.

Toen ze acht was was ze tien.
Eén helft van haar gezicht lief,
de ander liever. Bang om te kiezen
tussen verliezen en verliezen.

Vandaag is ze gewoon twaalf.
Vier ouders, twee echt, twee stief.
Slapen gaan moet met eindeloos gezoen.
Ze wint altijd. Ze heeft geleerd wat blijven is.
Wat ouders niet en kinderen wel doen.

Herman de Coninck, Enkelvoud

 

Mijn kinderen zijn met meer dan een, drie om precies te zijn. En ik zie ze gelukkig zijn en groot worden. En even vaak klein zijn, en twijfelen en denken dat ze keuzes moeten maken die een lagere-school-kind niet zou moeten maken. Compromissen maken waar er geen te maken zijn. Twijfelen aan of ze wel zou vertellen dat het vorig weekend (‘toen ik niet bij jou was papa’) zo geweldig plezant was…
Kinderen die de gevolgen dragen van de keuzes die je zelf maakt. Keuzes waarvan je vond dat je geen andere keuze  meer had. Tussen spelcomputer ginder en verkleedkoffer hier, tussen papa en mama, tussen wit en zwart, tussen pest en cholera, …

Ik hoop dat ik ze ooit grijs leer kennen.

De buren

Mijn hart bonsde in mijn keel toen ik zachtjes de sleutel omdraaide en de deur opendeed. Hopelijk kraakt hij niet te veel… Gelukkig niet. Zachtjes stapte ik binnen en sloot de deur achter me. Omdat het een gedeeltelijk glazen deur was, en het avondlijke buitenlicht een gloed verspreidde kon ik in de hal de spullen die er stonden behoorlijk goed onderscheiden. Links was de deur naar de living die half open stond. Daar was het wel pikdonker, de rolluiken waren neergelaten. Dat waren ze de voorbije maanden al de hele tijd geweest. Hoewel ik er jaren geleden wel eens was geweest, en ik me niet kon voorstellen dat er veel veranderd was herkende ik het toch niet meteen. Licht durfde ik niet aansteken – ik wist niet eens of het wel werkte – dus ik haalde een kleine zaklamp uit mijn linkerzak.

Mevrouw Vandenberghe was een heel ordelijke dame. De kamer lag er piekfijn bij. De fotokaders stonden twee per twee, aan elke zijde van het dressoir. Een schaaltje met fruit midden op de salontafel, en een vaas met bloemen op de schouw. Geen stofje te bekennen, geen papiertje dat rondslingerde of kruimels die een spoor konden zijn van gezellig koffiedrinken met een stukje taart erbij. Niets. Hier was in geen maanden iemand geweest, zo leek het. Maar de kamperfoelies roken fris en het fruit op de tafel was vers.

Zeven jaar geleden had mevrouw Vandenberghe ons de sleutel toevertrouwd, toen ze voor een paar dagen bij haar nicht ging doorbrengen aan de andere kant van het land. Of we zo vriendelijk wilden zijn de brievenbus te legen en de kanarie elke dag een beetje eten te geven. Wat we uiteraard met veel plezier deden, hoewel dat beest amper at en er nooit een brief in de bus lag. De jaren daarvoor had ze het altijd gevraagd aan haar buren links van haar. Maar toen was de zoon, Jorn, op een dag spoorloos verdwenen, waren de mensen heel snel daarna verhuisd, en sindsdien stond het huis leeg.

Vanaf dan was de eer en het genoegen voor ons. Mevrouw Vandenberghe ging een paar keer per jaar bij haar nicht, telkens voor een paar dagen. Bij haar terugkeer waren de bedankjes elke keer even welgemeend maar gereserveerd. Een bosje bloemen voor mijn moeder en een doos chocolaatjes voor mezelf. En hoewel mijn moeder altijd vriendelijk bleef, leek ze toch altijd wel opgelucht dat ze de sleutel kon teruggeven.

De verdwijning van Jorn had veel indruk gemaakt op de buurt. Jorn was 17 – 8 jaar ouder dan ik, was enig kind en ik kende hem niet zo geweldig goed. Ik weet wel nog dat hij ooit was komen oppassen toen mijn ouders een avondje weg waren en de vaste oppas op het laatste moment moest afzeggen. Voor de rest wisten mijn ouders niet zoveel te vertellen over hem. En ik wist wie hij was, maar daar hield het bij op. En op een dag was er geen spoor meer van hem te bekennen. Heel de omgeving werd uitgekamd, alle bewoners in de omgeving was ontelbaar keer gevraagd of ze enige tips hadden die bij de verdwijning van nut zouden kunnen zijn bij de zoektocht naar Jorn. Gezamenlijke zoekacties werden opgezet, folders en foto’s verspreid, maar Jorn bleef weg. Toen hij na drie maanden nog niet terug was, zijn zijn ouders van de ene op de andere dag verhuisd. Niemand weet waar ze heen zijn getrokken, en als iemand het wel wist heeft die heel die tijd zijn mond gehouden.

Mevrouw Vandenberghe had zich schijnbaar niet veel van die zoektocht aangetrokken, maar het leek wel alsof ze in de maanden na het verdwijnen van Jorn langzaamaan wat kwieker werd. Waar ze daarvoor behoorlijk gebogen liep, ging ze plots wat meer rechtop lopen. Haar onafscheidelijke wandelstok bleef al eens thuis, en stapte ze ook niet gewoon sneller toen? Maar mijn moeder vond dat ik me wat in mijn hoofd haalde. Maar toen mevrouw Vandenberghe nu al een paar weken niet terug was, en we de sleutel nog niet terug hadden moeten geven, besloot ik toch eens te gaan kijken hoe het er van binnen uit zag. En behalve dat ik verschrikkelijk nieuwsgierig was, vertrouwde ik mevrouw Vandenberghe voor geen haar…

Ik liep verder naar achter de keuken in. Alles rook fris, was geweldig opgeruimd. De kanarie had blijkbaar ondertussen de geest gegeven, want er was geen spoor van te bekennen. Aan de muur links hingen een rij foto’s. Stuk voor stuk portretten van jonge mannen die strak naar voor keken. Verontrust, alsof ze wisten dat hen iets te wachten stond. En dat het iets was om schrik van te hebben. Mijn blik dwaalde over de verschillende foto’s tot mijn oog viel op de laatste in de rij, de meest linkse. Het was Jorn…

Ik draaide me snel om, wilde terug naar buiten en rende al tot in de hal. En toen stond mijn hart stil, en verstijfde ik. Ik zag de klink van de voordeur zachtjes maar zeker opendraaien, er kwam iemand binnen…

Zondag

De zondagochtend is mijn favoriete ochtend. Of de kinderen er nu zijn of niet.
Dan zit ik aan de ontbijttafel, met de krant en een tas koffie. Of beter een kannetje. Een kan dus. Een volle. Die leeg is als het middag geworden is.

Zondagochtend is voor de kinderen tv-ochtend. Dan staan zij op hun eentje op, mogen ze televisie kijken, en hebben zij controle over de zapper. Ik slaap uit, zet koffie, bak de ontbijtkoeken, maak de cornflakes en ga erbij zitten. Aan de ontbijttafel. De kinderen zitten in de zetel en zijn verdiept in hun programma, of wat het ook is waar ze mee bezig zijn. Ik kijk naar hen als een toeschouwer, en vraag me af of ze hetzelfde zouden doen als ik er niet bij was. Ik vermoed van wel. En ik geniet van het gebabbel, de knuffels die ze me komen geven en de dromen van voorbije nacht die ze me komen vertellen. Van Ann-Sophie die mee komt de krant lezen, zo groot als ze al wil zijn. En ik koester de momenten dat er leven in huis is. Hun leven. Want al teveel speelt dat leven zich elders af. Tot het zich helemaal nooit meer hier zal afspelen, maar op de plek die ze zelf zullen gekozen hebben…

De ochtenden dat mijn kinderen bij hun mama zijn, zijn de ochtenden van stilte. Dan sta ik op mijn gemakje op, zet koffie, bak een paar ontbijtkoeken, of toast. En ga ik de krant lezen. Of niet. Er gaat geen televisie aan, of geen radio. Het zijn de ochtenden waarop ik alleen ben met mezelf, een tikkende klok en wat kwetterende vogels. En steeds meer vind ik dat de ochtenden waar ik ontzettend van geniet. Ik stoor niemand, niemand valt mij lastig. De wereld buiten is volop in gang geschoten en draait door, maar niet in mijn living. Alles lijkt buiten mij om te gebeuren en ik hoef alleen maar te kijken. En dat is een zalig gevoel. Ik voel me geen seconde eenzaam.

Tot Kris opstaat, en haar aanstekelijke opgewektheid mij uit mijn lethargie haalt, en de dag écht kan beginnen. Ook al is het dan soms al twee uur in de namiddag…

Gesprek…

Ze haalde haar schouders op.
– Ach, laat hem. Hij weet van niet beter!
– En wij wel?
– Tuurlijk!
Ze keek me aan met een onderzoekende blik. Meende ik dat nu?
– En voelen we ons dan beter dan hem? Dan de anderen?
– Voelen, nee. Helemaal niet. Hoe pretentieus is dat?
Ze wachtte even, roerde in haar koffie en nam een slok terwijl ze me heel duidelijk taxeerde.
– Voelen niet. Wéten!

Ik ben er gerust in. Denk ik.

jonathan

Mijn zoon lijkt op mij. Fysiek een beetje, hij heeft op dat vlak meer trekjes van zijn oom en zijn (over-)grootvader. Als ik naar hem kijk zie ik de neus van mijn broer en de handen en de ogen van mijn vader.

Maar hij heeft het lastig. Op school. Het gaat er niet zo vlotjes, hij ‘onderpresteert’ zoals dat heet. Hij haalt er niet uit ‘wat er in zit’! Hij moet harder en vooral meer oefenen, want zo gaat ie ‘er niet komen’. Toch niet in de klas. Als ik hem thuis naast mij zet en we maken samen wat oefeniningen (de waarheid gebiedt mij te zeggen dat hij dan meer naast Kris zit dan naast mij, Kris heeft de heerlijke gave van het geduld), dan lukt het wel. Dan maakt ie geen fouten, of maar weinig. En de fouten die hij maakt, maakt hij omdat hij nét wat leukers heeft gezien en hij er dus met zijn gedachten niet bij is… En er is zoveel boeiends te vertellen of te beleven. Ridders en dino’s, en paddenstoelen en voetbal (uiterààrd), en de auto van papa, en honderdduizend miljard andere dingen… En dan geniet ik van wat hij vertelt, omdat als hij het al niet thuis kan vertellen, waar dan wel?

Jonathan heeft het lastig thuis. Wissel-papa’s en halftijdse vervangmoeders maken dat hij af en toe niet weet waar hij met zijn emoties heen moet. Bij wie kan ik terecht? Zijn twee zussen, de ene ouder, de andere jonger hebben totaal verschillende karakters, ze zijn ietsje (ok, véél) dominanter aanwezig, luidruchtiger, ambitieuzer ook in zekere zin. Ze spelen gelukkig vaak samen, maar nog vaker is hij duidelijk alleen, op zichzelf aangewezen. En dan komt hij bij mij zitten, neem ik hem onder mijn schouder, kriebel ik hem zo vaak ik kan en de lach die dan op zijn gezicht verschijnt lijkt me échter, doorleefder dan die van zijn zussen. Alsof ie van veel dieper en verder komt. Alsof hij een hoop méér wil laten zien, dan alleen vrolijkheid en plezier…

En als hij verdriet heeft, of geschrokken is, veel te vaak omdat mijn temperament met me aan de haal ging, dan komt dat veel harder aan. Geen dramaqueen-toestanden, hysterisch voetgestamp, of armgekruist mokken, maar echt pijn die zoals het hoort alleen en in stilte gedragen moet worden. Toch? En dan ga ik bij hem zitten, en dan kruipt hij onder mijn schouder en dan kriebel ik hem en dan zie ik hem lachen, en dan kruipen zijn tranen achter mijn ogen. En dan voel ik hem klein worden, en bang. En vragen of het allemaal goed komt. En dan stel ik hem gerust.

Hij komt er wel. Net zoals ik. Toch?

Weekend in Köln, en omstreken

Begin maart trokken Kris en ik een weekendje naar het noorden van de Eiffel. Bezoekjes aan Keulen, Monschau en de streek rond het Stolberg. Mijn duits is niet om over naar huis te schrijven, veel verder dan me wat verstaanbaar maken en de kaart lezen op restaurant kom ik niet en dat vind ik jammer. Soit.

Keulen deed me niet veel. De Dom is mooi en indrukwekkend maar ook veel te drukbezocht en lawaaiig. Hoe langer hoe meer wil ik plaatsen waar het druk is vermijden, merk ik. Als je de drukte even kan wegdenken, blijkt het toch, ondanks alles en niet voor iedereen, een plek van rust, bezinning en voor wie het van toepassing is, zingeving. En dan is het fijn vertoeven daar…

Kris

Kris

 

Het was druilerig, kil en nat, en dan lijkt alles vlak en levenloos. En misschien was ik ook wel  niet helemaal in de juiste stemming om volop te genieten van ‘elders te zijn’. Er gaat af en toe veel om in mijn koppeke. In alle geval, het was niet helemaal het beste moment om daar rond te gaan lopen.

Een paar impressies van de Hohenzollernbrücke waar geliefden en romantische zielen in hangslotjes hun naam kunnen laten graveren om ze daarna te laten verankeren aan de hekken. Voor eeuwig en altijd en tot het ding volhangt en met een grote tang leeggeknipt wordt. Of tot de roest zijn werk doet…

Keulen-05

Keulen-06

Zelf hebben we geen slotje gehangen, zoveel zin voor melige romantiek heb ik niet…

 

 

Voetbal is een spelletje, toch?

Paris-voetbal

Mijn zoon voetbalt. En hij doet dat graag, erg graag zelfs. Geen dag gaat er voorbij of zijn conversatie gaat over Vazquez, Mitrovic en andere Hazard’s. Elk moment dat hij kan, loopt hij te shotten in ons (veel te klein daarvoor) tuintje. Ik bekijk het met een gemengd gevoel. Leuk dat hij zich kan uitleven in iets wat hem duidelijk passioneert, hopend dat hij het zolang mogelijk kan en wil doen. Hopend vooral dat hij het zolang mogelijk leuk vindt…

Hij zit nu bij de U8 van de lokale voetbalclub, hier in de buurt. Twee trainingen in de week, en wedstrijd op zaterdag. Naar de wedstrijden kan hij  niet elke keer gaan, ik wil dat hij ook goed kan zwemmen – de zwemlessen zijn vaak op de zelfde momenten gepland. En soms komt er gewoon iets anders tussen.

En kan hij dan eens meedoen, zie je hem opleven, zijn ogen blinken en blijkt hij meteen 20 centimeter gegroeid… Jammer genoeg kan je zelf dan niet blijven kijken en supporteren en genieten van het spelplezier, want de dochters hebben ook hun balletles en moeten ook her en der heen worden gevoerd en opgehaald.

En dan kom je ruimschoots op tijd terug op de club, denkend dat je nog een groot stuk van zijn wedstrijdje kan bekijken, loopt de knul al met een gigantische hotdog rond. Troostvoer. De wedstrijd is na een kwartier afgebroken omdat er een paar ouders het nodig vonden amok te maken met de scheidsrechter over een in hun ogen foute beslissing. Een van de coaches besloot daarop om ‘er mee te stoppen voor vandaag’. Beteuterde,  niet-begrijpende kinderen en hoofdschuddende ouders. Kinderen van van 7 en 8 jaar. Ik was er niet bij, ik weet dus niet wat er is gebeurd. Maar begrijpen doe ik het niet…

Voetballen doe je omdat dat leuk is. Omdat je er iets van opsteekt, samen spelen, samen winnen en samen verliezen. Inzet, doorzettingsvermogen, omgaan met tegenslag en voorspoed. U kent de wollige uitspraken wel. Maar sportiviteit hoort daar niet bij, ondanks het gigantische bord dat in de kantine ophangt.

“Le football est un sport de gentlemen joué par des voyous, le rugby, c’est le contraire”. Het lijkt er steeds meer op dat de grootste voyous niet meer op het veld staan, maar vooral ernaast. En als ik dan een coach uit eerste klasse als een geschifte zie tekeer gaan, dan zitten ze zeker niet alleen in de tribune.

Ik ben dus een voetbalvader, maar ik weet niet of ik dàt zo leuk vind…