Gedicht in stilte geschreven

Hoor de stilte kraait. De minnaars dolen
in de nieuwe wouden van de winterslaap
en alle zaaiers, nu vermomd als jagers, doden.

Met een weefsel van regen en moeheid heeft
de stilte ons bekleed en onze lippen gericht
naar het van koude biddend noorden.

Zo stil is het nu dat men huivert en vreest
dat iemand plots op een gong zou slaan
en van de leegte zou scheuren het oorzichtig vlies.

Tot in de vingertoppen eenzaam is het hart
en zo benauwend stil, als het huis, dat instort
bij het nauwelijkse rinkelen der sleutels.

Paul Snoek

Song of the old mother

I rise in the dawn, and I kneel and blow
Till the seed of the fire flicker and glow;
And then I must scrub and bake and sweep
Till stars are beginning to blink and peep;
And the young lie long and dream in their bed
Of the matching of ribbons for bosom and head,
And their days go over in idleness,
And they sigh if the wind but lift a tress:
While I must work because I am old,
And the seed of the fire gets feeble and cold.

W. B. Yeats

Gedicht (en achterstand inhalen)

Ik heb een paar dagen achterstand opgelopen hier. Mijn gedichtjes naar Ann stuur ik haar nog steeds rechtstreeks, maar hier hebben jullie nog wat tegoed…

Une orange sur la table
Ta robe sur le tapis
Et toi dans mon lit
Doux présent du présent
Fraîcheur de la nuit
Chaleur de ma vie.

Jacques Prévert

Gedicht

Ik wilde ik kon u iets geven
tot troost diep in uw leven,
maar ik heb woorden alleen,
namen, en dingen geen.

Maar o alzegenend licht,
witheerlijk, witgespreid licht,
daal op haar en laat haar nooit zijn
zonder uw zalige schijn.

Zij is zo stil en zo zacht
als gij en niet onverwacht
zijt ge voor haar — zó is
het water voor een zwemvis.

Ik weet niet of zij u maakt
licht, als haar monde slaakt
adem, of dat zij door
u werd en uit u bevroor.

Zij is als de gouden zonmiddag,
een herfstige laatste biddag
van bomen en het graskruid
tot ’t zonlicht, hoog boven ze uit.

Zij is het zilveren zwevende
het tere licht blozende gevende
licht, dat hemelhoog is,
goudeeuwig als ’t herrefst is.

Haar ogen gaan wijd en zijd
boven mijn starend hoofd uit,
gouden en zilveren lichten
brengt ze op mensengezichten.

Ze weet haar licht niet, ze is
zich zelve wel droefenis,
ik wilde ik kon haar iets geven
verlichtend het donkere leven.

H. Gorter

Gedicht voor Ann

Mon amour pour avoir figuré mes désirs
Mis tes lèvres au ciel de tes mots comme un astre
Tes baisers dans la nuit vivante
Et le sillage des tes bras autour de moi
Comme une flamme en signe de conquête
Mes rêves sont au monde
Clairs et perpétuels

Et quand tu n’es pas là
Je rêve que je dors je rêve que je rêve.

Paul Eluard

Krukje

Als ik thuiskom zit ze op een krukje. In de keuken. Waar ze anders rechtstaat en fluks tussen potten en pannen, schuiven, kasten en couverts laveert. Of beter huppelt. Danst.  Alsof haar voeten de grond niet raken, en ze met een vingerknip en een glimlach de dingen kan laten doen die ze graag wil dat ze doen…

Vandaag weegt alles lood, en werkt alles tegen. Gaat het ontzettend traag of helemaal niet. Lopen en springen de spulletjes van haar weg, naar de grond toe om daar te versplinteren en weg te schieten onder alle hoekjes en kantjes… En toch kookt ze. Omdat het zo afgesproken was, en omdat ze het wil. Omdat het moet.

– Er moet niets, zeg ik en gebruik haar woorden.

– Nee…

Ze zucht.

– Ik weet wel. Maar toch.

– Wat maak je?

– Pannenkoeken. Ik had in niets anders zin.

De rest kan ik verzinnen. Hoe ze vandaag nog niets gegeten heeft omdat haar maag overhoop ligt. Ik vraag me af of ze kunnen douchen heeft vandaag, en of ze daarna niet boven de pot gehangen heeft. En in hoeveel keer ze de trap naar beneden is geraakt… Minstens twee keer uitrusten, denk ik. 18 treden.

– Pannenkoeken zijn geweldig, lach ik. Ik vind het leuk, de kinderen vinden het leuk.

Ze kijkt me aan en glimlacht. Haar putjes in haar wangen lachen mee, maar haar ogen niet. Die zijn vochtig en mat. Ze stelt zich recht en komt een knuffel halen. Als ik mijn armen rond haar heen sla en haar hoofd op mijn schouder ligt, snikt ze. Eén keer.

Ik voel hoe haar hand mijn schouder lost. Ze kijkt me aan, ademt diep in en gaat terug op haar krukje zitten en draait de pannenkoek om.

– Die was bijna teveel gebakken.

Ze kijkt me terug aan.

– wil jij koffie zetten? En de tafel? We kunnen bijna eten.

Geluk…

Kris

Ik heb vaak gedacht dat ik er geen talent voor heb. Dat denk ik af en toe nog. Dat het iets is wat je overkomt, en vooral dan anderen. Geluk is wat je afdwingt, ongeluk overkomt je.
Het is onzin. De ene dag weet ik dat wel, een andere dag moet ik mezelf er steeds weer overtuigen. Dat lukt soms, maar even vaak niet.

Maar het is onzin.

Geluk is als een gedicht, een beweging niet in de breedte maar in de diepte. De diepte zie je niet zo makkelijk, ze is moeilijker te tekenen, moeilijker te horen. En als dat gebeurt, laat ze veel ineens zien, en dan heb je weer niet alles op een rijtje, ben je verplicht te blijven kijken, na te denken, te overwegen. Geluk is voor wie geduldig wil blijven, wil laten zinken tot er klaarheid komt in de drank en het proeven vanzelf gaat. Het laat zich moeilijk uitdrukken in woorden, maar doet dat in een lach, in een blik, in een aanraking.

Geluk is een besef.

Het is waar ik van doordrongen raak als ik naar je kijk als je ligt te slapen. Als ik voel hoe je je hand naar me uitrekt om me dicht tegen je aan te trekken. Ik zie het wanneer ik je met een eindeloos geduld (of daar lijkt het toch sterk op) met mijn kinderen bezig bent. Of als ik eens te meer aan het doordraaien ben, het overzicht kwijt ben en jij me heel gericht en met zachte, maar vastberaden hand in de juiste richting duwt. (Niet dat ik het dan in de gaten heb, maar toch. Het dringt dan wel wat later tot me door.) Ik wéét het als we moe maar voldaan tegen mekaar kruipen, nat van het zweet en al de rest en ik mezelf in en op je ruik, en jouw geur helemaal over mij hangt, en ik me ijzersterk voel.

Dan, en op nog veel andere manieren voel en weet ik het, alsof ik het kan grijpen.

Be-grijpen.

Maar dat wil ik niet.
Dat hoef ik niet.
Begrijpen is alsof het moet verklaard worden, uitgelegd. Meetbaar gemaakt. Hoe diep en hoe breed is het, dat geluk. Die liefde. De enige manier om het te vatten, waarop ik het wíl vatten is door Montaigne te parafraseren – het komt uit zijn essay over vriendschap. “Als ik zou moeten zeggen waarom ik je liefheb, dan heb ik daar geen antwoord op. Parce que c’ést toi. Parce que c’est moi.”

Liefde is uiteraard niet hetzelfde als verliefd zijn. We zijn beiden oud genoeg, en hebben genoeg meegemaakt om dat meer dan goed te weten. Ik weet ook niet of verliefd zijn hetzelfde is als geluk. Ik denk niet dat verliefden altijd gelukkig zijn. Er zijn genoeg verhalen geschreven over het tegendeel, ik moet maar aan mijn eigen leven denken, jij misschien aan het jouwe. Ik las ergens: “Worden we verliefd omdat iets mooi is, of is iets mooi omdat we verliefd zijn? En kunnen we wel verliefd zijn, moeten we het niet elke keer opnieuw worden?” Ik heb er geen antwoord op, misschien is er ook geen.

Beloftes maken is eigenlijk iets waar ik schrik van heb. Omdat je er op afgerekend wordt. “Je had het belóófd, papa!” Misschien kan ik ze niet houden. Misschien wordt het dwingend. Moeten. En niet meer willen, of kunnen…

Mag ik in de plaats een wens doen?
Mag ik wensen dat de liefdes die me zullen overvallen, dat de verliefdheden die nog gaan komen – en waarvan ik weet, wens, hóóp dat ze nog gaan komen, dat als ik me passioneel verlies in iemand – wat het mooiste en wreedste is dat een mens kan overkomen, dat het dan voor jou mag zijn. En alleen voor jou…
Mag ik wensen dat, als je hopeloos verliefd wordt, dat het dan op mij is?
Mag ik in de plaats wensen dat ik sterk genoeg blijf, dat mijn schouder altijd je hoofd kan ondersteunen.
Mag ik wensen dat mijn verdriet altijd groter is dan het jouwe, zodat het als twee armen om je heen kan liggen en je kan troosten?
Mag ik wensen dat ik de zee ben en jij het strand? Of wil je het omgekeerd? Jij eb en vloed. Dat jij altijd terugkeert naar mij, die altijd blijft.
Want dat wil ik. Dat is misschien wat ik het liefste wil.
Neen, het is het énige.

Ja, ik wil!

Nee, ik moet.

Wie in de diepte van een ander heeft gekeken, is tot die ander veroordeeld. En je kijkt dieper in me, dan veel anderen ooit gekund, gewild en misschien gemogen hebben. Zoals ik in jou mag kijken?
Mag ik een laatste wens doen? Mag ik wensen dat ik tot je veroordeeld blijf? En mag ik dan zeggen dat ik het heb gevonden?
Mijn geluk?

 

Uitgeproken in Wetteren op 15 mei 2015

 

Met onuitgesproken veel dank voor de gulheid van Guido Vanhercke bij wie ik ontzettend veel inspiratie mocht halen.

Bewust? Onbewust?

Ik ging het niet doen. Enfin, niet niét, maar toch zo weinig mogelijk. Vandaag voel ik dat ik niet veel anders kan. Een mening geven. Mijn gedàcht zeggen. Niet dat ik de mijne a priori oninteressant vind, of net interessanter. Ik lees er genoeg waarvan ik, nadat ik ze gelezen heb, denk: “Danku voor het delen hiervan, maar wat bén ik er mee? Wat voegt dit voor mij toe?” Vaak is het antwoord te situeren tussen ‘bitter weinig’ en ‘verdienstelijke poging om interessant te lijken, maar jammerlijk gefaald. Probeer volgende keer niet opnieuw’. Ik vermoed dat deze in dezelfde categorie terecht komt..

Vandaag voel ik mij aangesproken. Onbewust Kinderloos. Een heel katern in De Morgen over vrouwen die (nog) geen kinderen hebben, daar spijt van hebben of dat toch op zijn minst jammer vinden. Het leven is voor hen gelopen zoals het gelopen is, of dat doet het nog. Het is er nog niet van gekomen, op een of andere manier. Elk heeft een ander verhaal, maar dat is wel de rode draad.

Het is het verhaal van mijn lief. En dus ook het mijne, voor een stuk, omdat ze gekozen heeft voor mij. En dat nog steeds doet. Omdat ik een man met een verleden ben, met een rugzak zoals dat heet. Iedereen heeft een rugzakje, met zijn geschiedenis, trauma’s, frustraties en sporen van een leven. Soms van verschillende levens. In mijn rugzak zitten de levens van drie kinderen waar ik halftijds de zorg voor draag. Omdat ik hun papa ben. En sinds Kris bij me woont, we besloten van samen verder te gaan met ons leven, heeft ze om het nuchter te omschrijven ‘dat erbij gepakt’. Ik sta er nog steeds van versteld, zowel van haar keuze als van haar doorzettings- en incasseringsvermogen op dat vlak.

Maar het heeft een stevige consequentie. Drie kinderen, hoewel maar halftijds, is een gevuld huishouden. Dat vreet energie, kost moeite, tijd. Dingen waarvan mijn lief zich heel erg bewust was, toen ze de stap zette en voor mij koos. Haar prins op het witte (zelf ziet ze liever een zwart, maar bon) paard, is een man van middelbare leeftijd met een monovolume en drie kinderzitjes achteraan.

Omdat ze lijdt aan Fybromyalgie en CVS, komt daar nog eens bij dat het heel erg denkbaar is dat het bij mijn drie kinderen blijft. Dat Kris nooit zelf mama zal worden, nooit de borst zal geven, nooit met een maxi-cosi gaat sleuren, kindercrèches moet gaan zoeken, en heel de mikmak. Het is een regelmatig terugkerend gespreksonderwerp tussen ons. Zouden we, of zouden we niet. Als we zouden, dan moeten we geen jaren meer wachten. Want een man kan wel op jaren nog vader worden, of ik tegen mijn zestigste nog puberende jeugd de baas moet, is misschien niet iets waar ik echt naar uitkijk. Hoe dan ook, er is nog niets beslist, maar de realiteit is er. Het kan gerust zo blijven tussen ons. Mijn drie kinderen, met hun wissel-mama. We hakken de knoop ooit wel eens door, dan hoort u het wel. Ik zal er dan niet over kunnen zwijgen…

Maar ondertussen lees ik in het interview van Francesca Vanthielen een pak zinnige dingen. Een kinderloos leven is evengoed gevuld, waarde-vol en zinnig. Het maakt niet minder vrouw, of minder man (ik ga er vanuit dat er ook mannen in de situatie zitten, constaterend dat hun leven niet gelopen is zoals ze het hadden gewenst – bij wie wel?).

Het feit dat ze geen mama is, maakt haar niet minder mama. Wissel-, stief-, plus-, weet-ik-veel wat voor adjectief je erbij plakt. Maar even goed, mama.

Gelukkige moederdag, mijn lief!